Beleggen in de BV
Stel: u heeft uw bedrijf verkocht. De verkoopopbrengst is in uw houdstermaatschappij terechtgekomen. En wat nu? Voor fiscalisten is zo’n situatie altijd direct aanleiding om de rekenmachine te pakken.
Grofweg worden drie situaties doorgerekend:
1) Beleggen in de Besloten Vennootschap (BV).
2) Beleggen in privé na uitkering van de winstreserves als dividend
3) Beleggen in privé via een lening uit de BV
Afhankelijk van de hoogte van het rendement en van de aan de BV te betalen rente valt de keuze regelmatig op de derde optie, derhalve lenen van de BV en vervolgens in privé beleggen. Keuze 2 valt vaak bij de directeur-grootaandeelhouder (dga) ook zonder rekenwerk al af, omdat het ‘pijn’ doet om direct 25% aanmerkelijkbelangheffing af te moeten dragen over de verkoopwinst.
Recentelijk werd duidelijk dat er een vierde concurrent aan bovenstaande opties toegevoegd kan worden. Alhoewel, concurrent, de kans is groot dat dga’s in de nabije toekomst in bijna alle gevallen zullen kiezen voor de nieuwe variant: die van de vrijgestelde beleggingsinstelling, de vbi.
Oorspronkelijk was het doel van deze vbi om een vlucht van pensioenfondsen naar bijvoorbeeld Luxemburg te voorkomen. Fiscalisten ontdekten dat op het moment dat de BV wordt omgezet in een NV en de directeur de kinderen of echtgenoot ook wat aandelen gaf, er eveneens sprake zou kunnen zijn van ‘collectief beleggen’. De winst die de NV behaalt, is onderworpen aan… 0% vennootschapsbelasting! Nadat de eerste verzoeken voor toepassing van het vbi-regime bij de Belastingdienst binnenkwamen, was de staatssecretaris er vlug bij om aan te geven dat hij dit niet bedoeld had. Einde oefening vbi voor de dga.
Althans, dat dachten we. De staatssecretaris moet zich gerealiseerd hebben dat al dat kapitaal van dga’s dan alsnog het land uit zou gaan; dát had hij nu ook weer niet voor ogen. Wat de exacte criteria zijn, moeten we nog even afwachten, maar – zoals dat zo mooi heet – in de kringen rondom Den Haag werd opgevangen dat de dga ook van het vbi-stelsel gebruik kan gaan maken. Minimaal 10% van de aandelen in de NV zouden dan bij anderen dan de dga geplaatst dienen te worden. Die ‘anderen’ zouden dan niet minderjarige kinderen mogen zijn en evenmin de echtgenote die in gemeenschap van goederen gehuwd is met de dga.
Wanneer u als dga voorts geen rekening-courant of een geldlening meer hebt uitstaan bij de BV, uw holding evenmin fysiek vastgoed bezit en verder belegt in beursgenoteerde aandelen, obligaties, opties, futures en dergelijke, kunt u voorkomen dat de holding vennootschapsbelasting verschuldigd is. Privé krijgt u wel jaarlijks in box 2 een fictieve bijtelling van 4% tegen 25%. Kortom, bijzonder interessant en het lijkt erop dat dga’s én hun adviseurs er weer een nieuw ‘speeltje’ bij hebben.
Elmer Hogervorst, [email protected]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!