Beleggen op basis van het GDP

Beleggen op basis van het GDPEr zijn uiteenlopende manieren om een aandelenportefeuille in te richten. Bekend zijn de “value” en “groei” strategieën, indelingen op basis van industriegroepen of beleggen met behulp van grafiekanalyse. Minder bekend is beleggen op basis van de verdeling van het wereldwijde Bruto Nationaal Product (GDP) van landen, oftewel op basis van de omvang van iedere economie ten opzichte van de rest van de wereld.

Deze laatste techniek is de laatste jaren steeds meer in zwang, niet in de laatste plaats omdat grote institutionele beleggers deze verdeling hebben geadopteerd in hun aandelenportefeuille. Wat houdt het in en wat zijn de voor- en nadelen van een dergelijke invulling van aandelenportefeuilles?

Het beleggen op basis van GDP vindt zijn oorsprong in de jaren ’80, toen er door extreem snel stijgende koersen een ‘aandelenbubbel’ ontstond op de beurs in Japan. Grote beleggers, die zich hadden gecommitteerd aan beleggen op basis van marktkapitalisatie, werden gedwongen steeds meer in Japan te gaan beleggen.

Immers, de weging van het belang van Japan als percentage van de totaal beschikbare aandelenbeleggingen wereldwijd nam door de stijging van de koersen fors toe. Institutionele beleggers zagen zich tegen hun zin in gedwongen dure aandelen in Japan te kopen. Die gedwongen aankopen stuwden de koersen nog verder op tot onaanvaardbaar hoge waarderingen van aandelen.

Een aantal institutionele beleggers besloot dat dit onwenselijk was en koos voor een nieuwe strategie. Niet langer was de marktkapitalisatie bepalend voor het percentage waarin een land werd opgenomen in de portefeuille, maar de relatieve omvang van de economie ten opzichte van de rest van de wereld.

Het GDP beleggen was geboren! Japan als economie groeide namelijk veel minder snel dan de aandelenkoersen stegen en door het GDP als basis te nemen kon men de aandelenbubbel in Japan deels ontlopen.

Stel dat we vandaag de dag beleggen op basis van het GDP. Hoe ziet de verdeling van een aandelenportefeuille er dan uit? In het overzicht zien we de omvang van de verschillende economieën wereldwijd, nu en in de toekomst. Bovenaan prijkt de Verenigde Staten, waarvan het belang in 2011 ruim 25% was.

Stel dat we het belang in de Verenigde Staten af zouden laten hangen van de marktkapitalisatie van de aandelenmarkt, dan dienen we ongeveer 45% van onze aandelenportefeuille in te richten met aandelen uit de V.S. Een verschil van 20%! Kijkend naar de projecties voor 2030 in hetzelfde onderstaande staatje dan valt op dat de BRIC landen allen in de top 10 staan, met India en China als de grootste groeiers. Dit zal geen verrassing voor u zijn.

Top tien GDP wegingen: verleden, heden en toekomst?

Wat zijn de consequenties van een beleggingsbeleid gebaseerd op GDP? Belangrijk om te constateren, is dat het niet aan de beurs genoteerde deel van een economie, zoals staatsgerelateerde bedrijven en grote familiebedrijven, meetelt in de weging van een land in de portefeuille.

Bovendien zullen opkomende landen een groter deel van de portefeuille innemen, omdat de VS, Japan en de landen in Europa een grote kapitaalmarkt bezitten ten opzichte van de omvang van hun economieën.

Voorstanders van deze vorm van beleggen benoemen twee grote voordelen. De eerste is het voorkomen van prijsbubbels in de portefeuille, zoals ik eerder beschreef in het voorbeeld van Japan. Stijgt een beurs maar groeit een economie niet, dan worden aandelen op deze stijgingen verkocht om de weging weer terug te brengen naar de omvang van de economie.

Een tweede voordeel is dat landen die zich qua beurs nog moeten ontwikkelen vaak goedkoper geprijsd zijn. De belegger op basis van GDP is daar in een vroegtijdig stadium bij en kan profiteren van de liberalisatie en groei van deze kapitaalmarkten. De stijgende marktkapitalisatie ten opzichte van het GDP zorgt voor bewezen hogere rendementen.

Er zijn tevens een paar nadelen aan deze strategie verbonden. Een overweging naar opkomende markten betekent vaak een grotere beweeglijkheid van koersen en rendementen, en dat kan beleggers nerveus maken. Een tweede nadeel is dat niet ieder opkomend land het marktpotentieel zal realiseren onder invloed van wijzigende inzichten en regimes in de opkomende landen.

Kijken we tot slot naar het totaal rendement dat een GDP-belegger maakte ten opzichte van de marktkapitalisatie-belegger vanaf juni 2000, dan spreekt dat boekdelen: een 30% hoger rendement!

Maar ook hier geldt: rendementen uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Dat u het weet.

Rob Visschedijk

Directeur Vermogensbeheer van Trustus Capital Management

http://trustus.nl/

1 antwoord

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.