Huidige crisis, een wetmatigheid? (Deel 1)
Iedere productiefase, of iedere maatschappij of ander menselijk verschijnsel, doorloopt een zogenaamd transformatieproces. Transities zijn maatschappelijke transformatieprocessen, die tenminste één generatie beslaan. In dit artikel wil ik aan de hand van zo’n transitie aangeven waar we met onze huidige maatschappij staan.
Kijkend naar de kenmerken van de fasen waarin maatschappelijke transformatieprocessen zich voltrekken, zou het heel goed kunnen, dat we nu aan het eind van de zogenaamde derde industriële revolutie zitten. Transities zijn doorgaans maatschappelijke transformatieprocessen, die tenminste één generatie beslaan. Transities hebben de volgende eigenschappen:
- het betreft een structurele verandering van de maatschappij, of een complex deelsysteem daarvan;
- er is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende technologische, economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus;
- het is de resultante van langzame veranderingen (ontwikkelingen in voorraden) en snelle dynamiek (stromen).
Voorbeelden van historische transities zijn de demografische transitie en de overgang van kolen naar aardgas, die een transitie in de energiehuishouding impliceerde. Een transitie ligt niet bij voorbaat vast, omdat er gedurende een veranderingsproces altijd sprake is van aanpassen aan, leren van en inspelen op nieuwe situaties. Een transitie is dus geen wetmatigheid.
Vier transitiefasen
In het algemeen beschrijven transities de S-curve. Er zijn vier transitiefasen te onderscheiden (zie ook figuur 1):
- een voorontwikkelingsfase van dynamisch evenwicht waarin de status-quo niet zichtbaar verandert;
- een ‘take-off’-fase waarin het veranderingsproces op gang komt, doordat de toestand van het systeem begint te verschuiven;
- een versnellingsfase waarin zichtbaar structurele veranderingen plaatsvinden door een cumulatie van op elkaar inspelende sociaal-culturele, economische, ecologische en institutionele veranderingen; in de versnellingsfase is sprake van collectieve leerprocessen, diffusie en processen van inbedding;
- een stabilisatiefase waarin de snelheid van maatschappelijke verandering afneemt en al lerend een nieuw dynamisch evenwicht wordt bereikt.
Ook een productlevenscyclus (en een bedrijfslevenscyclus) beschrijft een S-curve. In dit geval is er nog een vijfde fase: de aftakelingsfase, waarin kosten stijgen door overcapaciteit en waarin een producent zich uiteindelijk terugtrekt uit de markt.
Het spreidingsproces van transities
Het spreidingsproces van transities over samenlevingen wordt beïnvloed door een aantal factoren:
- Fysieke barrières; oceanen, woestijnen, gebergten, moerassen, meren.
- Socio-culturele barrières; cultuurverschillen, taalverschillen.
- Religieuze barrières.
- Psychologische barrières.
De neolithische transitie is voor de mensheid de meest ingrijpende transitie geweest. Deze eerste landbouwrevolutie (10.000 – 3000 v Chr.) vormde de overgang van een jager-verzamelaars samenleving (20-50 personen) in nabijheid van water met een rondtrekkendbestaan, naar een samenleving van mensen die in nederzettingen woonden en aan landbouw en veeteelt deden.
Er ontstond een hiërarchische samenleving. Gezamenlijke organisaties beschermden en bestuurden nu de interesses van het individu. Het (verplicht) uitvoeren van taken voor de gemeenschap zou gezien kunnen worden als het begin van een belastingstelsel. Er kwamen voorraden en voorraadbeheer, er ontstond handel, ongelijkheid en diefstal. Er ontstonden vormen van rechtspraak om conflicten tussen en binnen de nederzettingen op te lossen en oorlog werd een middel om belangen te behartigen.
De neolithische revolutie begon eerst op die plaatsen die daar het gunstigst voor waren wat betreft klimaat en voedselbronnen. In zeer koude, zeer hete of droge gebieden bleef men langer als jager-verzamelaar leven. Er worden meerdere mogelijke plaatsen als bakermat geopperd: de Vruchtbare Sikkel, Zuid-Anatolië, China in de bekkens van de Jangtsekiang en Gele Rivier, de Indusvallei, het huidige Peru in het Andesgebergte en Midden-Amerika in het huidige Mexico.
Vervolgens verspreidde ze zich vanuit deze plaatsen over heel de wereld. De aanvang van het neolithicum en het spreidingsproces verschilt van regio tot regio. In sommige regio’s zijn deze veranderingen relatief snel gegaan en sommige auteurs menen dan ook te kunnen spreken van een neolithische revolutie. Tegenwoordig spreekt men in de geschiedwetenschap eerder van een neolithische evolutie. Het is namelijk gebleken dat deze overgang in veel regio’s veel langer duurde en geleidelijker verliep dan men aanvankelijk dacht.
In het volgende deel zal ik ingaan op ingrijpende transities om de huidige crisis beter te kunnen begrijpen.
Wim Grommen
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!