In gevecht met het inflatiemonster
Het woord alleen al doet beleggers de haren ten berge rijzen: inflatie. Geen wonder, aangezien geldontwaarding op verschillende manieren in ons nadeel werkt. Aan de ene kant stuwt het de prijzen op, zodat we steeds dieper in onze buidel moeten tasten voor dezelfde goederen en diensten. Aan de andere kant eet het inflatiemonster stukje bij beetje ons vermogen op. Immers, iedere euro die vandaag op onze spaarrekening staat, is volgend jaar enkele procenten minder waard. En met de huidige, lage rentestanden is zelfs quitte spelen op jaarbasis allang niet meer vanzelfsprekend. Zeker niet als we daarbij ook nog eens de vermogensrendementsheffing in ogenschouw nemen. Na aftrek van belasting en inflatie wordt ons spaargeld dus ieder jaar minder waard.
Inflatie is dan ook niet alleen een probleem voor het heden: we dienen er eveneens rekening mee te houden bij het plannen van onze financiële toekomst. Stel dat u een twintigjarige belegger bent. U zou vandaag de dag de koning te rijk zijn met € 1 miljoen. Maar tegen de tijd dat u dan zeventig bent, denkt u daar waarschijnlijk heel anders over. Is € 1 miljoen dan niet een groot bedrag? Natuurlijk wel, maar als de inflatie zich in de komende decennia op een vergelijkbare manier blijft ontwikkelen, dan kan de twintiger van nu op zijn zeventigste aanzienlijk minder doen met datzelfde miljoen.
Anders gezegd: een vermogen van € 1 miljoen vertegenwoordigt op dit moment een bepaalde koopkracht. U kunt zich wellicht een voorstelling maken, van wat u op dit moment allemaal kunt kopen voor € 1 miljoen. Om die zaken over een aantal jaren nog steeds te kunnen kopen, ofwel om over dezelfde koopkracht te beschikken, dient u echter een (veel) groter bedrag paraat te hebben. Hoeveel dat is, hangt van de inflatieontwikkeling af. Bijgaande tabel illustreert hoeveel u moet hebben gespaard om op uw zeventigste te beschikken over een equivalent van de huidige € 1 miljoen.
Hieruit blijkt, dat naarmate u jonger bent, u meer moet sparen om dezelfde koopkracht te behouden wanneer u, laten we voor onze jongere lezers realistisch zijn, op uw zeventigste met pensioen wil. Des te hoger de inflatie, des te meer u bovendien dient te sparen. Overigens is de inflatie niet alleen een probleem van twintigjarigen. Bij het huidige inflatieniveau halveert de koopkracht van een vijftigjarige wanneer deze niets doet. Alles dan nu maar uitgeven? Dat is natuurlijk een mogelijkheid. Maar dan weten we in ieder geval zeker dat we naast de AOW, als deze dan nog zou bestaan, geen cent meer te makken hebben. Dan maar snel een bank beroven? Gelukkig is er een beter alternatief.
Beleggen ter bescherming tegen inflatie
Er is een manier om het inflatieprobleem te pareren. Dat sparen weinig zoden aan de dijk zet, behoeft inmiddels nauwelijks meer een betoog. Beleggen is wel een uitstekend alternatief om het inflatiebeest te temmen. Stel dat u met uw beleggingen een gemiddeld jaarrendement (inclusief dividend) van 8% behaalt. Bijgaande tabel illustreert hoeveel u dient te hebben geïnvesteerd om op uw zeventigste een bedrag van € 1 miljoen te hebben vergaard. Voor de duidelijkheid: dan hebben we het dus over € 1 miljoen gecorrigeerd voor inflatie, ofwel € 1 miljoen conform de huidige koopkracht. Bij 8% rendement, waarbij geen rekening zou worden gehouden met inflatie, zou € 87.204 in 50 jaar uitgroeien tot ruim € 4 miljoen. De koopkracht bij 3% inflatie komt dus overeen met € 1 miljoen nu.
Als u dus op uw zeventigste € 1 miljoen te besteden wilt hebben, dan dient u op twintigjarige leeftijd € 4,4 miljoen in een oude sok te stoppen of € 87.204 te beleggen. Er is dus zeker nog hoop, mits uiteraard een goede performance wordt behaald en de inflatie niet de pan uit rijst. Gezien de gerapporteerde inflatie in de Eurozone van 3,6% in mei en de 1,2% vermogensrendementheffing, moet een spaarrekening minimaal 4,8% rente vergoeden om uw kapitaal niet te zien verdampen. Het moge duidelijk zijn dat alleen beleggen u in staat stelt uw kapitaal te laten groeien. Gezien de forse groei van de geldvoorraad, de stijgende woonlasten en de snel stijgende brandstof- en voedselprijzen zet ik overigens wel grote vraagtekens bij de officiële inflatie.
Bij de lancering van de euro zijn de Eurolanden overeengekomen om de financiële stabiliteit te waarborgen door een inflatiedoelstelling van 2%. Trichet liet overigens reeds doorschemeren dat hij dit fictie vindt. De instrumenten die Trichet hiervoor heeft, zijn de rente en de hoeveelheid geld die hij in omloop brengt, populair gezegd de geldpers. De aangepaste geldhoeveelheid M3 is over april 2008 met niet minder dan 10,6% gestegen ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder. M staat overigens voor money supply en de 3 voor het tellen van zowel chartaal geld (munten en biljetten), giraal geld en depositos. In februari bedroeg de groei op jaarbasis zelfs 11,3%. Wanneer veel meer geld op dezelfde hoeveel goederen jaagt, stuwt dat de inflatie op.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de groei van de geldhoeveelheid een vrij nauwkeurige voorspelling levert voor de inflatie drie jaar later. Als te veel geld achter te weinig goederen aanjaagt, gaan de prijzen namelijk vanzelf omhoog. Denk aan een belegerde stad, die langzaam door zijn voedselvoorraden heen raakt. Aangezien de hoeveelheid geld in omloop hetzelfde blijft, schieten de prijzen omhoog. Wanneer de hoeveelheid geld fors wordt vergroot en de hoeveelheid goederen gelijk blijft, gebeurt natuurlijk hetzelfde. Trichet wakkert met zijn ‘geldpers’ dus zelf de inflatie aan.
Wat kunnen we doen aan deze gevaarlijke geldontwaarding? Laten we eens naar een extreem voorbeeld kijken. De officiële jaarlijkse inflatie in Zimbabwe is tot boven de 100.000% gestegen. Dat heeft het Zimbabwaanse Bureau voor Statistiek begin dit jaar bekendgemaakt. De index van de Zimbabwe Stock Exchange stond eind 2007 op ongeveer 2 miljard punten en eindigde het jaar met een rendement van 322.000%. De rente op een spaarrekening ligt overigens ver onder de inflatie waardoor spaargeld als sneeuw voor de zon verdwijnt. Overigens ligt volgens diverse schattingen de inflatie ook in Zimbabwe een stuk hoger dan het officiële cijfer.
Toch bieden zelfs in dit soort extreme situaties aandelen eveneens de beste bescherming tegen inflatie. Vindt u Zimbabwe geen realistisch voorbeeld? Laten we dan eens dichter bij huis kijken. In Duitsland bedroeg in 1923 de inflatie 209 miljard procent. Duitse aandelen stegen dat jaar 305 miljard procent. Er is dus slechts één conclusie te trekken: wanneer u uw geld door inflatie niet als sneeuw voor de zon wilt zien verdwijnen, dan moet u het in aandelen beleggen. Sparen en oude sokken zijn uit de mode!
Harm van Wijk, BeursBulletin
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!