Omgekeerde kop-schouderformatie betrouwbaar, kans op bereiken koersdoel 83 procent

Kop-schouderformaties zijn de meest betrouwbare omkeerpatronen. De topformatie krijgt over het algemeen meer aandacht. Dat is echter niet terecht. De bodemformatie, gewoonlijk omgekeerde kop-schouderformatie genoemd, is namelijk nog betrouwbaarder. Bovendien is de te verwachten koersbeweging na de voltooiing van de formatie nog wat krachtiger.

ING

Bij ING ontwikkelde zich tussen maart en augustus 2004 een kop-schouder bodemformatie. De getrokken weerstandslijn wordt bij deze formatie toepasselijk de neklijn genoemd. Het patroon lijkt op het eerste oog onzuiver. De linkerschouder reikt namelijk iets lager dan de kop. Hierbij moet aangetekend worden dat er van een opgaande neklijn sprake is. De afstand van de neklijn tot het laagste punt van de kop is iets groter dan die van de neklijn tot het laagste punt van de linkerschouder. De opwaartse doorbraak die eind augustus plaatsvond, leverde een krachtig koopsignaal op. Het koersdoel werd het uitbraakniveau van € 19,90 plus de hoogte van de kop van € 2,60. De koers van ING bereikte deze € 22,50 half januari 2005.

Afnemend volume en symmetrie

Thomas Bulkowski meldt in “Encyclopedia of Chart Patterns” dat symmetrie de betrouwbaarheid van het kop-schouderpatroon ten goede komt. Als de linkerschouder scherp is, zou de rechterschouder dat ook moeten zijn. Bovendien hecht Bulkowski aan het typische volumepatroon. De linkerschouder wordt met het hoogste volume gevormd, gevolgd door de kop. Bij de vorming van de rechterschouder is het volume laag, maar dit neemt aanzienlijk toe bij de uitbraak. Zowel de symmetrie als het volumepatroon is echter geen absolute voorwaarde om van een kop-schouderpatroon te kunnen spreken. Bij de formatie van ING ziet de rechterschouder er heel anders uit dan de linkerschouder en het volumepatroon is dermate afwijkend dat we dit maar niet tonen. De neklijn loopt bij voorkeur vlak of licht stijgend of licht dalend. Een scherpe stijging omhoog of omlaag drukt de betrouwbaarheid.

Verwachte koersstijging

Onderzoek van Bulkowski naar 330 kop-schouderpatronen leverde een faalpercentage van slechts 5 procent op. Er is sprake van falen als de koers na de doorbraak door de neklijn met minder dan 5 procent stijgt, alvorens weer tot onder de neklijn terug te vallen. De gemiddelde koersstijging na de uitbraak ligt op 38 procent. Het koersdoel wordt bij 83 procent van de formatie bereikt. Daarmee karakteriseert Bulkowski het patroon als zeer betrouwbaar.

Terugval tot de neklijn

Verder vindt bij ruim de helft van de kop-schouderformaties een throw back tot de neklijn plaats. Dat betekent dat als je niet direct op de doorbraak bent ingesprongen, er een redelijke kans is dat je die gelegenheid alsnog krijgt. Kijk nog maar eens naar de grafiek van ING. Twee weken na de uitbraak viel de koers tot de neklijn terug.

Buhrmann

Bij Buhrmann ontwikkelde zich tussen eind november en eind december 2004 een kop-schouderpatroon. Dat de vorming slechts ruim een maand in beslag nam, is opmerkelijk maar doet weinig af aan de betrouwbaarheid van de formatie. Dit temeer daar het volume tijdens de vorming afnam, maar bij de uitbraak zeer fors was. Dat de hoogte van de kop slechts 30 eurocent was, maakte het relatief eenvoudig om het koersdoel te behalen. Op 30 december brak de koers uit en er werd op € 6,71 gesloten. Dat leverde een (minimaal) koersdoel op van ruim € 7, dat reeds twee dagen na de uitbraak werd overtroffen.

Fortis

Bij Fortis vormden zich vorig jaar diverse omgekeerde kop-schouderformaties. Een ervan ontwikkelde zich vanaf eind april tot half juni. De kop heeft een hoogte van € 1,50, terwijl de slotkoers op de uitbraakdag € 17,92 bedroeg. Het minimale koersdoel was dus € 19,42, dat in september werd bereikt.

Johan Wiering

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.