Opties of thuis blijven – Vuistregels voor beleggen met opties
Nu de uitbraak van de beurzen uit de neergaande trend lijkt te mislukken, valt er voorlopig met aandelen weinig te verdienen. We kunnen dan kiezen tussen afwachten of beleggen in opties. Hierbij een aantal vuistregels als hulpmiddel.
Vorige week leek het er even op dat de internationale beurzen uit het dalende trendkanaal van het afgelopen halfjaar zouden breken. Die uitbraak heeft echter niet doorgezet. En intussen zijn de meeste indices weer teruggekeerd in dat trendkanaal. Het ziet er dus naar uit, dat we nog steeds met een dalende of hoogstens een zijwaartse markt te maken hebben. De koersgrafiek van Philips is daar een goed voorbeeld van.
Kansen met opties
Ook Philips heeft vorige week de bovenkant van het neergaande trendkanaal getest. Maar voor de zevende keer in even zoveel maanden is het ook dit keer niet gelukt om de weerstandslijn daarvan uit nemen. En zolang dat niet het geval is, ligt een verdere daling voor hand. Dat betekent dat er voor de reguliere aandelenbelegger met Philips voorlopig niets te verdienen valt. Voor de optiebelegger zijn er echter wel mogelijkheden. Want met opties kunnen we ook op een dalende of een zijwaartse markt verdienstelijk inspelen.
In vorige nummers van BeursBulletin zijn de verschillende opties en hun mogelijkheden al eens aan de orde geweest. Maar het blijft een lastig onderwerp, zowel om uit te leggen alsook om mee te handelen. Daarom hier een poging om één en ander nog eens overzichtelijk op een rij te zetten.
Calls en puts
Het gaat om callopties en putopties. Die vertegenwoordigen het recht om aandelen tot een bepaalde datum (de expiratiedatum) tegen een bepaalde prijs (de uitoefenprijs) te mogen kopen respectievelijk te mogen verkopen. Dat recht heeft uiteraard een prijs: de optiepremie. Die premie gaat op en neer met de koers van het betreffende aandeel. Voor calls beweegt de optiepremie met de koers van het onderliggende aandeel mee. Maar bij puts beweegt de optiepremie tegengesteld aan de koers van het onderliggende aandeel. Ofwel schematisch:
Vuistregels
Regel 1 is dus calls kopen bij stijgende koersen en puts bij dalende koersen.
Daarvoor betalen we dan de optiepremie. Naast de koers van het onderliggende aandeel, hangt de hoogte van de optiepremie ook af van de fluctuaties van die koers, de uitoefenprijs, de tijd tot expiratie en de rente. Bijvoorbeeld bij een koers van € 18,50 van het aandeel Philips.
Verder is er onderscheid te maken tussen de intrinsieke waarde van de optie en de verwachtingswaarde. Bij een koers van € 18,50 voor Philips bijvoorbeeld:
Op het moment van expiratie op de derde vrijdag van december telt echter alleen de intrinsieke waarde van de optie. Dat wil zeggen dat de verwachtingswaarde geleidelijk verdwijnt (verdampt) naarmate het moment van expiratie nadert. De meeste opties blijken op het moment van expiratie geen intrinsieke waarde te hebben en lopen dus waardeloos af. Ze zijn zoals dat heet out of the money.
Kopen of verkopen
En dat is interessant. Want we kunnen de calls en puts niet alleen kopen, maar ook verkopen. Dat laatste wordt schrijven genoemd. Daarmee nemen we dan de verplichting op ons om, naar believen van de tegenpartij, de onderliggende aandelen tot aan de expiratiedatum tegen de uitoefenprijs te leveren (bij een geschreven call) resp. te kopen (bij een geschreven put). Voor het aanvaarden van die verplichting ontvangen we dan de optiepremie. En dat is winst, wanneer op het moment van expiratie de betreffende optie geen intrinsieke waarde heeft en waardeloos afloopt.
Regel 2 is dus calls verkopen bij een dalende koers en puts bij een stijgende koers.
Verwachtingswaarde
Zoals uit bovenstaand voorbeeld blijkt, is de verwachtingswaarde van een optie doorgaans het hoogst naarmate de uitoefenprijs van de optie dichter bij de actuele koers van het aandeel ligt. Dit wordt at the money genoemd. Daarom zijn dit in beginsel interessante opties om te schrijven. Maar uit risico-overwegingen is het vaak verstandiger een out of the money optie te schrijven.
We kunnen ook combinaties gaan maken. Er is voor elke markt wat wils. Te veel om hier allemaal te noemen. Maar enkele eenvoudige voorbeelden zijn:
Regel 3: bij een duidelijk stijgende koers calls kopen en puts schrijven
Regel 4: bij een duidelijk dalende koers calls schrijven en puts kopen
Regel 5: bij een gelijkblijvende koers calls schrijven en puts schrijven
Dit laatste levert dan aan beide kanten verwachtingswaarde op. Die blijkt in de laatste maand het snelst te verdampen. Dus het meest lucratief zijn korte calls en puts, en dat iedere maand opnieuw. Maar vergeet intussen niet dat het wel degelijk om een aangegane verplichting tot levering resp. afname van aandelen gaat. Dat betekent dus:
Rendement en risico
Regel 6: gekochte opties: beperkt risico (n.l. de betaalde premie) en onbeperkte kans op winst
Regel 7: geschreven opties: beperkte winst (n.l. de ontvangen premie) met onbeperkt risico
Dat risico is bij een geschreven call af te dekken door het aandeel in portefeuille te hebben. Een geschreven put kunnen we afdekken met de aankoop van een putoptie met een lagere uitoefenprijs. Zeker bij het ongedekt schrijven van opties geldt:
Regel 8: altijd eerst een duidelijke visie op het onderliggende aandeel hebben
Regel 9: een scherpe stop-loss vaststellen, liefst op grond van de koersgrafiek
Regel 10: de grootte per positie beperken tot een maximaal verlies van 2% van de portefeuille
Regel 11: snel verlies nemen als onze verwachting niet uit blijkt te komen
Regel 12: zorgen voor voldoende dekking in de portefeuille hetzij in aandelen hetzij in cash
Opties en thuis blijven
De ervaring leert dat je met deze en andere optiestrategieën ook bij stagnerende of dalende koersen met succes kunt beleggen. Maar vanwege het risico vergt het wel dagelijks intensief beheer. Dus misschien is “Opties en thuis blijven” wel een betere titel voor deze column. Aan u de keus.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!