ProtectiePortefeuille: spoorzoekertje in subprime land

The Center for Public Integrity (CPI) is een Amerikaanse non-profitorganisatie die zich bezighoudt met onderzoeksjournalistiek rond issues met maatschappelijke relevantie. Vorige week wijdde het CPI een uitgebreid artikel aan de Amerikaanse subprime hypotheekmarkt. De reportage bleef niet onopgemerkt: onder meer The Economist en The Financial Times besteedden er aandacht aan. Wat is er zo interessant aan het onderzoek van het CPI? We laten enkele opmerkelijke bevindingen de revue passeren. Het CPI analyseerde gegevens over aangevraagde subprime hypotheken (hoogrentende hypothecaire leningen, doorgaans verstrekt aan huizenbezitters met een slechte kredietwaardigheid) in de periode 2005-2007. Deze data zijn beschikbaar omdat de Home Mortgage Disclosure Act (1975) hypotheekverstrekkers gebiedt, dergelijke informatie vrij te geven. Op deze manier had het CPI toegang tot gedetailleerde gegevens over de subprime hypotheekmarkt, waaronder de bedragen waar leners om vroegen, hun inkomens en de mate waarin hypotheekinstellingen de gevraagde leningen daadwerkelijk verstrekten. Analyse van de gegevens leverde een aantal interessante resultaten op. De lijst van 25 grootste hypotheekverstrekkers -gemeten in het aantal dollars aan uitstaande subprime leningen, zie de Top 10- bestaat voor een belangrijk deel uit niet-bancaire instellingen. Zo is de nummer 1, Countrywide Financial, geen bank, net zomin als Ameriquest (nummer 2) en New Century (nummer 3). Wel was er een aantal banken met subprime units, waaronder Wells Fargo (nummer 8), JP Morgan Chase (nummer 12) en Citigroup (nummer 15).

Maar hoewel niet-bancaire instellingen een groot deel van de subprime markt voor hun rekening namen, constateert het CPI dat banken weldegelijk een drijvende kracht vormden binnen dit hypotheeksegment. Immers: hypotheekverstrekkers zonder bankvergunning kunnen geen spaargeld aantrekken en zijn voor de financiering van de door hen uitgezette hypotheken afhankelijk van een andere inkomstenstroom. In de afgelopen jaren werden door grote banken dan ook vele miljarden dollars geïnvesteerd in bedrijven die subprime hypotheken verstrekten. Een paar voorbeelden: Goldman Sachs, Bank of America, Morgan Stanley, Citigroup, Barclays en UBS hadden stuk voor stuk belangen in het inmiddels failliete New Century Financial Corporation, de niet-bancaire lender die de derde plaats in het overzicht inneemt. Ameriquest verkocht vele miljarden dollars aan hypothecaire leningen door aan banken als Lehman Brothers, Bear Stearns, Goldman Sachs, Citigroup en Merrill Lynch. Countrywide Financial had kredietovereenkomsten met onder meer Bank of America, JP Morgan Chase, Citigroup en Barclays.

Eén van de namen die hierboven meerdere malen opduikt, is Citigroup. Het CPI wijst in dit kader op een recente uitspraak van Richard Parsons, chairman van de veelgeplaagde bank: “Demonizing the bankers as if they and they alone created the financial meltdown is both inaccurate and short-sighted. Everybody participated in pumping up this balloon and now that the balloon has deflated, everybody in reality has some part in the blame.” Volgens het CPI wijzen dergelijke uitspraken erop, dat bepaalde bankiers nog steeds weigeren hun verantwoordelijkheid te nemen voor de financiële catastrofe die zich in het afgelopen jaar heeft voltrokken.

Voor wat betreft Richard Parsons is het niet moeilijk om het CPI gelijk te geven. Door een abstract collectief (“everybody”) als schuldige aan te wijzen, spreekt Parsons tegelijkertijd iedereen vrij. Het onderzoek van het CPI bevestigt echter, dat er weldegelijk specifieke partijen zijn aan te wijzen die verantwoordelijkheid dragen voor het ineenstorten van het financiële systeem. Dat zijn niet alleen de hypotheekgiganten als Countrywide en Ameriquest, maar ook gerenommeerde banken zoals Citigroup, Bank of America en Goldman Sachs. Laatstgenoemde bank trok overigens wél het boetekleed aan, voor wat betreft het aandeel van de financiële sector in de crisis. Goldman Sachs-woordvoerder Michael DuVally schreef aan het CPI het volgende: “Much of the past year has been deeply humbling for our industry. As an industry, we collectively neglected to raise enough questions about whether some of the trends and practices that became commonplace really served the public’s long-term interest…lees meer

Predator lending
Citi-topman Parsons mag met de beschuldigende vinger wijzen naar “everybody”, het CPI wijst er fijntjes op dat Citigroup al in 2002 een schikking moest treffen (ad $ 215 miljoen), nadat de een dochteronderneming van de bank beschuldigd was van abusive lending practices. Twee jaar later was het weer raak: in 2004 legde de Federal Reserve om dezelfde reden een boete van $ 70 miljoen op aan CitiFinancial, de subprime unit van Citigroup. In 2007 mocht AIG de portemonnee trekken: een dochteronderneming van de verzekeraar moest $ 128 miljoen betalen, nadat was gesteld dat “…the lender had failed to consider the creditworthiness of borrowers and charged large broker and lender fees.” Pijnlijk detail: zowel Citigroup als AIG liggen momenteel aan het infuus dat gevoed wordt door de belastingbetaler.

Hypotheekverstrekkers Ameriquest en Countrywide Financial maakten het nog bonter. Ameriquest heeft sinds 1996 viermaal een schikking moeten treffen, en niet vanwege de minste beschuldigingen: “….misleading poor and minority borrowers.” In 2006 betaalden Ameriquest en de holding van het bedrijf (ACC Capital Holdings Corporation) een schikkingsbedrag van $ 325 miljoen, nadat het bedrijf beschuldigd was van documentvervalsing, klantmisleiding en het onder druk zetten van taxateurs om de waarde van huizen hoger te in te schatten. Hoge bomen vangen veel wind: Countrywide Financial, de grootste hypotheekverstrekker, ging in 2008 akkoord met een schikkingsbedrag van $ 8,6 miljard, nadat 11 staten het bedrijf hadden aangeklaagd vanwege predator lending (de term spreekt ongetwijfeld voor zich).

Banken: slachtoffers of daders

CPI-directeur Bill Buzenberg gaf, bij het uitkomen van het hierboven beschreven rapport, het volgende commentaar omtrent de ‘mythe’ waardoor de kredietcrisis, in zijn ogen, omgeven wordt:

That myth suggests these banks and investment houses were somehow surprised “victims” of unscrupulous subprime mortgage lenders, and that they could not have anticipated the damaging toxic assets that have so infected their balance sheets. What’s missing from this story is the fact that this was a self-inflicted wound for which the rest of us are picking up a massive tab. The largest American and European banks and investment houses were not the unwitting “victims” of an unforeseen financial collapse, as they have so often been portrayed. The mega-banks not only invested in subprime lending institutions – they were the enablers, bankrollers, and instigators driving high-interest lending, and they did so because it was so lucrative and unregulated” …lees meer

Vanuit dit perspectief zouden we de vele miljarden dollars die de Amerikaanse belastingbetaler in de noodlijdende banken pompte, niet moeten beschouwen als ‘slachtofferhulp’ maar veeleer als het sponsoren van de daders.

Allard Gunnink

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.